Interview Out Of This World

Vanaf deze week een lang interview op de site van Out Of This World:

 

Bavo Dhooge is een bijzonder productieve Gentse auteur (meer dan 100 romans!) die zich in vele genres thuis voelt. Hij schrijft zowel voor de jeugd als voor volwassenen. SF, thrillers, absurdisme/surrealisme, daarin voelt hij zich in zijn sas. Naast romans schrijft hij ook korte verhalen.  Markant: in 2021 bracht Bavo liefst 12 boeken op de markt. Hoog tijd voor een gesprek.
 
OOTW: Bavo, je grote output laat vermoeden dat je in je jeugd een verwoed lezer was. Klopt dit? Wat waren de eerste boeken of strips die jou echt zijn bijgebleven? En wat was het eerste verhaal dat je zelf schreef?
Bavo: Ik heb hier meer dan 4500 boeken staan en besef dat ik – misschien helaas – altijd al een groot lezer ben geweest. Ik zeg helaas omdat ik steeds meer begin te denken dat een goed schrijver beter niet zo veel leest. Had ik minder gelezen was ik wellicht een stuk minder beïnvloed geweest door al die verschillende stemmen, stijlen en genres. Mijn vader had een bibliotheekkast vol Zwarte Beertjes staan (detectives, SF, thrillers), maar na de gebruikelijke kinderstrips schakelde ik al snel over naar Lucky Luke (my alltime favourite, naar wie ik zelfs eens ben vernoemd in een recensie in Knack; ‘de man die sneller schrijft dan zijn schaduw’) en de Blauwbloezen. Ik hield van de western, de lonesome cowboy en zeker ook de humor. Tegelijk begon ik mijn eerste jeugdboeken te lezen zoals vereenvoudigde versies van Karl May (Winnetou), Arendsoog en een heleboel andere cowboy- en indianenverhalen. Verder meen ik me ook te herinneren: Billy Blunder (over een outcast op een Engelse kostschool), Pietje Bell in Nederland en nog veel meer.
Mijn eerste korte verhaal schreef ik in de vierde klas, maar dat is helaas verloren gegaan. Wel heb ik nog steeds mijn eerste probeersels uit mijn middelbare schooltijd aan het Sint-Lievenscollege in Gent waar ik Grieks en Latijn volgde: griezel- en spookverhalen à la Poe nadat ik een eerste bundel van A.M. Burrage had uitgelezen. Het waren verhalen van tien pagina’s lang waar ik meer inzette op sfeer en beschrijvingen dan op personages en plot. Mijn examens ongeziene vertaling Grieks of Latijn konden trouwens ook gerust gelden als mijn eerste stappen in de wereld van de fictie, want ik maakte er meestal door mijn onkunde een eigen verhaal van. Mijn allereerste boek dat ik met mijn eigen spaargeld kocht op mijn achttiende was een verzameling met de beste verhalen van Poe (Dertig beroemde verhalen). De stap van de western naar het hardboiled genre was snel gezet: wat volgde rond mijn twintigste was een voorliefde (die nooit meer is gekoeld) voor de wereld van de film noir en de roman noir, de private eye-novel à la Hammett, Cain of een van mijn meest favoriete schrijvers ooit, Raymond Chandler. Daarna volgden al snel allerlei zijsprongetjes naar het werk van Philip K. Dick (scifi), de aparte werelden van Kafka, Beckett, Pinter, de detectives van Simenon, de surrealistische wereld van Ballard en co. Enfin, te veel om ze allemaal op te noemen. Heel lang heb ik vooral Angelsaksische literatuur gelezen (genre en literair), hoewel ik geen fan ben van fantasy; maar sinds enkele jaren heb ik een omslag gemaakt naar andere talen.
 
OOTW: Vertrek je steeds vanuit een vooraf opgezette plot, of laat je het verhaal zich grotendeels ontwikkelen tijdens het schrijven? Heb je ervaring met beide methodes, zoja, welke voordelen heeft elke manier van schrijven?
Bavo: In het begin heb ik veel ‘vanuit de buik’ geschreven en al schrijvend de plot laten ontstaan met een ontknoping die vaak te vergezocht was of zelfs niet klopte, waardoor ik elke keer weer de helft van het boek moest herschrijven. Dat was het geval in mijn eerste thrillerserie rond de Gentse speurneus Pat Somers. Daarna heb ik, dankzij mijn filmopleiding als scenarist aan de KASK in Gent en enkele handige verhaaltechnische boeken, besloten om voortaan altijd vooraf een plan klaar te hebben, een schema, een vangnet. Zo’n dossier ontstaat dan in de eerste weken voor het effectieve schrijven, omdat ik er achter ben gekomen na meer dan twintig jaar dat schrijven zich misschien nog meer afspeelt in het hoofd van de auteur dan achter de computer.
Dat dossier omvat onder meer een pitch, een slagzin, een baseline, een werktitel, een sfeerbeeld of cover, een synopsis, een flaptekst, wat personagebeschrijvingen en een zogenaamd treatment (een ruime samenvatting waarin alle hoofdstukken in een of twee zinnen al zijn samengevat). Gelukkig kan ik stellen dat ik er bij elk van de meer dan 100 boeken nog nooit ben in geslaagd om die route helemaal tot het eind te volgen. Meestal, ergens halfweg de tweede act, besef ik dat het anders kan en laat ik me leiden door het hoofdpersonage of een ander personage. Dat is ook het avontuurlijke aan het schrijven; het is altijd beter als je wordt gedicteerd door een personage en daardoor een plot ontstaat zonder dat je er erg in hebt. Het is ook een beetje een verrassing voor de schrijver zelf.
Dit gezegd, vind ik niet dat het schrijven er makkelijker op wordt. Met name het verschil tussen misdaadromans en thrillers begin ik nu pas te ondervinden. Terwijl ik vroeger altijd misdaadromans schreef, merk ik nu bij mijn thrillers dat de intrige, de spanning, de plot en de geloofwaardigheid een grotere rol spelen. Daar ligt de uitdaging. Het is meer wroeten, herschrijven, tot vier of vijf versies toe. De lat ligt natuurlijk ook steeds hoger. Ik probeer mezelf niet te herhalen of zelfplagiaat te plegen, maar net daardoor verloopt het allemaal iets minder automatisch. De eerste versie van mijn volgende thriller (het tweede deel rond de Gentse bodyguard Chris Coene na De Samoerai) heb ik zelfs integraal in de vuilnisbak gekieperd om helemaal opnieuw te beginnen. Dat is me in het verleden nooit eerder overkomen, maar ik interpreteer dat evenwel als een positief punt.
 
OOTW: Steek je je plot op een andere wijze in elkaar afhankelijk van het genre? Laat bijvoorbeeld SF zich anders schrijven dan een thriller, of dan een wat absurde verbeeldingsroman? Zet je soms ‘typische’ technieken uit het ene genre in bij het schrijven van het andere genre?
Bavo: Alles heeft structuur; het is maar de vraag hoe die ontstaat. Ik ben er zeker van dat een literaire roman (absurd, surrealistisch, enz.) en verhalen niet meteen een rigide vaste structuur nodig hebben voor je begint te schrijven. Het organische is hierin heel belangrijk. Maar in het geval van misdaadromans of thrillers zijn er toch wat meer regels, vind ik. Er bestaat een zeker stramien (er moeten doden vallen, verdachten zijn, actie, alibi’s, motieven, de lezer moet nu eenmaal op het verkeerde been worden gezet en dit liefst op de meest geijkte momenten; plotpoints zoals dat zo mooi heet in de filmwereld). Het is niet voor niets dat Netflix van zijn makers verwacht dat in de eerste twee minuten van elke serie of film ‘iets gebeurt’ zodat de kijker hooked is.
Toch ben ik ervan overtuigd dat elk boek, elk stuk, elke film, elke serie structuur nodig heeft. Ook ons leven is in zekere zin een drieakter als je erover nadenkt. Als ik workshops geef onder de term ‘Hoe schrijf ik een thriller’ en ik hoor altijd nieuwkomers beweren dat ze geen structuur nodig hebben, wens ik ze altijd veel succes, maar ik weet dan al dat het niks zal worden. Alles heeft structuur, zelfs als er geen structuur is. Dit klinkt heel tegenstrijdig, maar toch is het zo. De kwestie is om eerst het idee, de personages en de plot naar boven te laten komen en de structuur pas toe te passen om bepaalde zaken zoals spanning, opbouw, arc, te checken. En niet omgekeerd.
 
OOTW: Schrijf je nog steeds korte verhalen? Hoe beslis je of je een idee zal uitwerken tot een kort verhaal of tot een roman? Is het al gebeurd dat een kort verhaal uitgroeide tot een roman?
Bavo: Het was ooit mijn bedoeling geweest om slechts 1 boek te schrijven in mijn leven. Dat klinkt heel vreemd, maar zo was het. Toen ik nog aan de KASK studeerde kreeg ik les van de schrijver Stefan Hertmans, een heel bevlogen leerkracht en inspirerend auteur. Ik had toen al enkele literaire korte verhalen geschreven die hier en daar wat prijzen hadden gewonnen en waren verschenen in literaire tijdschriften. Via de partner van Stefan Hertmans, die toen scout was bij De Bezige Bij, kwam die bundel op een bureau in Amsterdam terecht. Men overwoog om me te laten debuteren met een literaire verhalenbundel à la Raymond Carver, John Cheever of John Updike. Maar omdat een verhalenbundel nu eenmaal in commercieel opzicht niet zo interessant is, werd het project op de lange baan geschoven.
Met al die romans de afgelopen twintig jaar had ik weinig tijd of zin om nog verhalen te schrijven, maar uiteindelijk heb ik ze onlangs even verzameld en ben er tot mijn verbazing achter gekomen dat het er toch vijftig zijn. Vele van die verhalen werden geschreven in opdracht of op aanvraag van bepaalde magazines.
Enkele keren is een verhaal inderdaad uitgegroeid tot een roman, en omgekeerd. Het verhaal ‘Smile’ bijvoorbeeld (over een komiek met een depressie die op een dag wakker wordt met een raadselachtige glimlach op zijn gezicht) won destijds twee prijzen (die van de Verhalenwedstrijd van de stad Deinze en die van Ambrozijn). Niet veel later maakte ik van dat verhaal van amper tien pagina’s een gelijknamige roman die bij het Davidsfonds verscheen. Nog veel later herwerkte ik de roman tot het toneelstuk ‘Keep Smiling’, dat werd opgevoerd, en uiteindelijk maakte ik er zelfs een heus filmscenario van dat in Engelse versie belandde in de handen van de Italiaanse komiek-regisseur Roberto Benigni die het wilde verfilmen. Helaas kwam een Vlaams-Italiaanse coproductie maar moeilijk van de grond waardoor het project een stille dood stierf. Wel heb ik nog zelf een kortfilm van ‘Smile’ gemaakt (in een reeks van 7 kortfilms in 2008 die allemaal nog op YouTube te bewonderen zijn onder de titel: ‘Seven Awakenings in the Life of an Extra-Ordinary Man, a Memoir’). Dat waren zeven surrealistische, absurde verhalen die ik zelf heb verfilmd. Het kernidee van ‘Smile’ gebruikte ik tevens voor een jeugdboek, een griezelboek voor lezers vanaf 12 jaar, onder de titel ‘Satergeschater’. Daarin krijgt een jongen van twaalf een vloek over zich waardoor hij zich stilletjes doodlacht. Je ziet: met een goed idee kan je alle kanten uit.
Het omgekeerde heb ik meegemaakt met de roman ‘De Schaal van Swartman’ die ik enkele jaren geleden af had. Maar omdat ik het gevoel had dat deze existentiële roman over een man die als Atlas alle leed van de wereld 24u/dag moet dragen nog wat moest rijpen, heb ik er ook een kort verhaal uit gedistilleerd.
 
OOTW: Met meer dan 100 boeken op je palmares zijn er al veel thema’s de revue gepasseerd. Met welke nieuwe thema’s wil je zeker nog aan de slag in je volgende boeken?
Bavo: Een schrijver heeft eigenlijk maar één thema, zegt men wel eens. Ik begin meer en meer te geloven dat dit klopt. Als er één rode draad in mijn ‘oeuvre’ loopt, dan is het wel een zekere voorliefde voor de eenzaat, de outcast, de underdog die leeft volgens zijn eigen hyperprincipiële regels, een avonturier op zoek naar een innerlijk leven, een cowboy ook, onthecht, die houdt van eenzaamheid, maar de absurditeit van het leven toch kan relativeren met de nodige ironische humor.
En niet te vergeten: vaderkwesties maken zowat de helft uit van mijn oeuvre. Dat komt wellicht omdat ik vrij vroeg (op mijn elfde) mijn vader heb verloren en zelf vader ben geworden van een enige zoon. Beter dan bloed bestaat niet, zeg ik ergens in een autobiografische roman. Het is een kwestie van onvoorwaardelijke trouw, overgave en liefde die me al mijn hele leven bezighoudt. Dat, en de natuurlijke reflex om een harnas aan te trekken, jezelf niet al te bloot te geven, het zelfrespect te bewaren en je eigen geluk te creëren.
 
OOTW: Eentje voor de Gentse lezers. In welke van je boeken speelt Gent een heel grote rol?
Bavo: Ik heb een zestal private eye-boeken geschreven rond Pat Somers die ondertussen al bijna twintig jaar oud zijn. Daarin kreeg de humor vaak de bovenhand. Daarna heb ik al mijn misdaadromans laten afspelen in L.A., in de VS, omdat mijn larger than life-personages en mijn geschifte verhalen daar beter pasten. Maar recent (dit najaar) ben ik teruggekeerd naar mijn roots. Ik ben een gloednieuwe thrillerreeks begonnen rond de Gentse bodyguard Chris Coene waar de Arteveldestad een grote rol speelt, zonder daarbij de fout te maken die ik in het begin van mijn carrière wel maakte, namelijk door van de stad zelf een te belangrijk personage te maken met tal van verwijzingen naar de couleur locale, zodat het geheel op de duur meer leek op een stadsgids met en passant een spannend plot. En omdat ik een geboren en getogen Gentenaar ben, mocht de stad natuurlijk ook niet ontbreken in mijn autobiografische vaderroman, Sr., die in 2018 bij De Geus werd gepubliceerd en werd voorgesteld in de Gentse bibliotheek, de Krook. Dat was een passend eerbetoon aan mijn vader, die ook Bavo Dhooge heette, maar Sr. ipv Jr.
 
OOTW: Als lezer lijkt het soms alsof de mediabelangstelling voor thrillers en thrillerauteurs vroeger (bv. jaren negentig en vroege jaren tweeduizend) een beetje groter was. Dat had dan weer een positieve invloed op verkoopcijfers, lijkt me. Ervaar je dit ook zo, of is dit een foute indruk? Als de situatie daadwerkelijk zo is, heb je ideeën over hoe we het tij kunnen keren?
Bavo: Ik vrees dat het schip helaas al gezonken is. Het is geen prettige boodschap, maar ik heb sinds mijn debuut in 2001 de sector enorm snel en ingrijpend zien en voelen evolueren. Ik prijs mezelf nog steeds enorm gelukkig en ben dankbaar dat ik in de 21ste eeuw als kind van de 20ste eeuw (met een voorliefde voor nog een eeuw vroeger, de 19de) toch meer dan honderd boeken heb kunnen publiceren.
Maar mocht ik vandaag willen debuteren zou dat gewoonweg niet meer op die manier kunnen. Ik kreeg bij elk boek een voorschot omdat de oplages tien keer zo groot waren. Van een boek dat vandaag een startoplage van 400 ex kent, werden vroeger 4000 exemplaren gedrukt. De duurzaamheid, de papierschaarste en vooral de problematiek rond de stock hebben ervoor gezorgd dat steeds meer reguliere uitgeverijen ook het principe van het POD toepassen. Dat betekent dat men steeds minder risico’s neemt (en dus ook zijn nek niet langer uitsteekt met een fatsoenlijk voorschot). Men werkt nu omgekeerd: eerst gaat men met een prospectus langs bij de boekhandel en wacht op de (voor)bestellingen, pas daarna laat men het boek drukken op een aantal honderd exemplaren. De kans dat die binnen de drie maanden allemaal de deur uitgaan is heel klein, dus een herdruk komt er bijna nooit. Ik heb het nu vooral over de Vlaamse uitgeverijen en boekhandels. Hoewel ik ook hier en daar heb gehoord over de besparingsrondes en ontslagrondes bij bepaalde grote Nederlandse uitgeverijen aan de grachtengordel zoals De Bezige Bij.
Eén grote oorzaak of boosdoener: niet de bioscopen (zoals in de jaren veertig), niet de televisies (zoals in de jaren zestig), niet de video (zoals in de jaren tachtig), niet het internet (zoals in de nineties), maar de intrede van de smartphone en de platforms (sociale media of streaming sites) bij de eeuwwisseling. Ik heb trouwens de neiging om te denken dat alles in de maatschappij (niet alleen de boekensector, maar ook vele andere gebieden zoals series, films, politiek, enz.) erop achteruit gaat. Het is alsof we bij de eeuwwisseling een bepaald nulpunt hebben bereikt en zoals in een van de boeken van Philip K. Dick geleidelijk terug af beginnen te tellen.
Behalve de geneeskunde en de wetenschap gaat alles in mijn ogen achteruit omdat de wereld steeds sneller werkt: beleefdheid, moraal, goed fatsoen, kennisoverdacht, integriteit, smaak, respect voor ouderen, vrije meningsuiting, onderbouwde discussies, verzet tegen nivellering, zin voor perspectief en nuance, geschiedenis, subtekst, subtiliteit, enz. Ik vind dit een verschrikkelijke eeuw om in te leven en te overleven. Al jaren heb ik de indruk dat bijvoorbeeld het cultureel imperialisme van de VS na de Tweede Wereldoorlog een beetje lijkt op de val van het Romeinse Rijk, maar dan een heel stuk trager dan eeuwen geleden. Kort samengevat, schrijven in de 21ste eeuw wordt meer dan ooit een prestigeproject, omdat iedereen schrijver wil worden en tenminste één boek in zijn leven wil schrijven. Ik heb al eens al lachend gezegd dat het een hele prestatie zou zijn mocht iemand aan het eind van zijn leven GEEN boek hebben geschreven.
 
OOTW: Je won verschillende prijzen. Kan je ons vertellen of en hoe deze prijzen jouw carrière en jouw schrijven an sich vooruit geholpen hebben?
Bavo: Weinig of niet. Behalve het boek dat de Hercule Poirotprijs won en het boek dat de Diamanten Kogel won, heb ik geen herdruk of grote verkoopcijfers gehad. Dat heeft voornamelijk te maken met mijn eigen vorm van zelfsabotage. Ik weiger namelijk in één hokje gestopt te zitten en wil mezelf (en dus ook de lezer) altijd verrassen met een volgend boek. Nooit schrijf ik twee soortgelijke boeken achter elkaar. Dat heeft als gevolg dat mensen geen etiket op me kunnen plakken en soms niet kunnen volgen. Veelzijdigheid past niet in het opzet en de commerciële aanpak van uitgeverijen, boekhandels, lezers.
Mijn wispelturigheid heb ik heel lang als een mankement en een zwakte beschouwd, maar eigenlijk vind ik het nu pas een meerwaarde. Maar als je nergens kan worden vastgepind, ben je voor de meesten een dwarsligger die altijd tegen de stroom ingaat. Dat is ook zo. Ik wist al vrij snel in mijn carrière dat ik eerder een writer’s writer was en hoewel velen dat een belediging vinden, heb ik daar geen problemen mee. Ik vind het zelfs een compliment. Ik schrijf in de eerste plaats voor mezelf en geniet van positieve én negatieve kritiek van collega’s, recensenten, juryleden, maar het grote publiek zal ik nooit bereiken. Dat is geen nederlaag, want ik weet dat ik een aangeboren voorliefde heb voor pulp- en cultauteurs, de underdogs, de steeds zoekende auteur/kunstenaar die zijn eigen pad bewandelt en die zich enkel kan vinden in de weg die is afgelegd, eerder in het proces van hoe een carrière tot stand is gekomen, dan het uiteindelijk resultaat dat dan wordt bestempeld onder termen als ‘naam’, ‘status’ of bestsellerauteur. Ik heb het altijd al meer gehad voor de verliezers die ondanks alle raad toch hun eigen stem hebben gevolgd. Bovendien weet ik uit ervaring dat je, zeker in een stad als Gent met zijn historiek, alleen maar hogerop kan komen door connecties, compromissen te sluiten en handjes te schudden. Dat is allemaal niet aan mij besteed. In die zin zijn mijn (literaire) voorbeelden allemaal hyperindividualisten.
 
OOTW: Overweeg je om in de toekomst samen met een andere auteur een boek (of een verhaal) te schrijven?
Bavo: Ik denk het niet, neen. Ik heb voor vijf kinderboeken een uitzondering gemaakt op die regel. Met Nico De Braeckeleer (jeugdauteur en schrijver van horror- en griezelromans) heb ik meer dan tien jaar geleden eens een serie geschreven over een kameleon die als beste spion ter wereld niet alleen kan veranderen van kleur, maar ook van vermomming. Een soort kruising tussen James Bond en Indiana Jones. Een heel prettige samenwerking want Nico is een crème van een kerel, maar helaas ontbreekt het ons aan de tijd om ooit nog een zesde deeltje te schrijven.
 
OOTW: Het spreekt natuurlijk tot de verbeelding dat je in 2021 liefst 12 boeken uitbracht, één per maand. Heb je veel materiaal gebruikt dat je al voordien had geschreven, of ben je echt van een wit blad vertrokken voor elk van deze boeken toen je het ‘12-boeken-idee’ kreeg? De boeken verschenen in beperkte oplage. Betekent dit ook dat je van de lezers meer (persoonlijke) feedback kreeg dan bij je andere uitgaven?
Bavo: Op een ochtend kwam mijn vriendin in de lockdown op het waanzinnige idee om twaalf boeken in één jaar uit te brengen: elke maand eentje voor een exclusief, trouw publiek van vaste abonnees, een luxe-uitgave voor verzamelaars. Door het wegvallen van al die schakels (boekhandels die gesloten waren, uitgeverijen die niets meer publiceerden) werd de wereld kleiner, en dus ook de literaire sector. Door de lockdown kwam ik nog minder buiten dan gewoonlijk, maar een dag bleef bestaan uit slechts 24u. Na enig rekenwerk kwam ik tot de vaststelling dat ik toch al de helft van de reeks bijna klaar had.
Sakala & Leopold was een korte roman/novelle die ik de voorbije drie jaren al vele keren had herwerkt en zelfs had opgestuurd naar enkele uitgeverijen. Sparringpartners was het boek dat ik aan De Geus had voorgelegd en ondertussen was ik al ver gevorderd in een historische roman die de titel De schreeuw van de sax zou meekrijgen. Een ding was zeker: het zouden twaalf heel verschillende werken worden die de veelzijdigheid van mijn oeuvre illustreren.
De doorslag kwam toen ik enkele fragmenten uit mijn dagboek van 2019, Speciaal Journaal, aan mijn partner had voorgelezen. Volgens haar kon ik daar zeker een tweedelige selectie uit distilleren met een literaire meerwaarde. Met de helft van de boeken dus in het achterhoofd nam ik me voor om het gaspedaal vol in te duwen en aan de slag te gaan. Ik vroeg enkele offertes op bij een drietal drukkerijen, waarvan er eentje in Nederland was gevestigd. De tarieven waren zowat overal dezelfde. Een volgende vraag was: zou ik hier winst kunnen of willen uit slaan? Het antwoord was simpel: neen. Als ik de boeken in softcover of paperback zou afleveren, had ik er zeker een goede cent aan verdiend, maar van meet af aan stond vast en had ik voor mezelf uitgemaakt dat het een cadeau moest zijn voor de betere lezer. Dat wilde zeggen: gedrukt op het dikste, meest kwalitatieve papier, gebonden in hardcover op een speciaal, iets kleiner formaat dan het gewone boek. Ik informeerde zelfs nog naar de mogelijkheid van een leeslint, maar daarmee had ik me zeker in de schulden gestoken.
Eenmaal de covers waren ontworpen (allemaal variaties op donkere kleuren in hetzelfde lettertype) kon het snel gaan. Dankzij wat mediabelangstelling en een eindejaarskorting (tot eind 2020 kon men de hele reeks bestellen voor de prijs van 11 ipv 12 stuks) kon ik rekenen op ongeveer 85 maandelijkse abonnees die zich hadden ingeschreven voor de hele reeks. Op school heb ik nooit 85 procent gehaald, dus dat was alvast een meevaller. Met de tijd kwamen daar nog wat losse bestellingen bij, waardoor de eerste drie boeken al snel uitverkocht waren.
 Het was de bedoeling dat deze ‘literaire litho’s’ uniek bleven en er dus geen tweede druk verscheen. Nu ligt er nog een hele kleine stock bij mij. Bestellingen gebeuren nog altijd via mijn website (www.bavodhooge.com).
En inderdaad: doordat de afstand tussen maker en ontvanger opmerkelijk kleiner was kreeg ik ook veel vaker en veel directere respons. Ik heb heel veel warme reacties gekregen van lezers. Een van hen heeft zelfs speciaal een prachtig houten kastje gemaakt waarin hij zijn verzameling van 12 Stunt-boeken kon onderbrengen.

OOTW: Kan je ons een update geven over de Streamz-reeks Styx (komt op het scherm in 2024), gebaseerd op jouw boek? Zijn de opnamen volledig achter de rug? Baseert de reeks zich enkel op het eerste boek, of op de hele Styx-trilogie? Welke input had je in het scenario voor de reeks?
Bavo: Ik had al in 2015 (bij de ondertekening van het contract over de filmrechten en bij de verschijning van Styx in de VS bij Simon & Schuster) aangegeven dat ik te veel met boeken bezig was en niet zou betrokken zijn als co-scenarist in de televisiereeks. Sommigen vonden dat een enorm domme zet, alleen al omwille van de lucratieve voordelen. En inderdaad: ik ben daar een mooie som misgelopen, maar geld is nooit een drijfveer voor me geweest. Het heeft dan nog eens zeven jaar geduurd voor men het geld bij elkaar had gevonden en de drie zenders kon overtuigen om mee in het verhaal te stappen. Eind 2022 gingen de opnamen van start. In 2023 werd ik zelf even op de set verwacht voor een cameo (als reporter op een persconferentie).
Men heeft de serie voornamelijk gebaseerd op het eerste boek (Styx), gekruid met enkele elementen uit de opvolger Styxmata, maar eigenlijk is de plot vooral uit dat eerste boek overgenomen. Het is een reeks geworden van acht afleveringen die begin februari zal gelanceerd worden op VTM, Netflix en Streamz met Sebastien Dewaele, Koen De Bouw, Wim Willaert en Anemone Valcke in de hoofdrollen. Men heeft iets meer ingezet op de nevenpersonages om het boek om te zetten naar de zo populaire ‘long-story-telling’ die vandaag zo in trek is bij series op streaming sites. Ik ben heel benieuwd.
 
OOTW: De reeks zal ook op een internationaal streaming platform te zien zijn. Hoop je dat dit je zal helpen om meer van je boeken vertaald te zien? Of zie je de reeks en je boeken volledig los van elkaar?
Bavo: Neen, daar ben ik heel nuchter in. De scenarist in kwestie wordt al amper opgemerkt in de begin- of eindgeneriek, laat staan dat men die vreemde Belgische, Vlaamse schrijver met die moeilijk te spellen naam (Dhooge, D’hooge, Dhooghe, D’hooghe’,…) zal opzoeken om te zien welke boeken hij nog heeft geschreven. Dat zijn twee totaal verschillende werelden. Bovendien schrijf ik nog steeds in een minderheidstaal. Ik zeg nooit nee tegen een vertaling. Zo is Santa Monica (winnaar Hercule Poirotprijs) vertaald en verschenen bij Next Chapter. Ik heb hier ook nog twee andere boeken in Engelse vertaling liggen (De schreeuw van de sax en SICK), maar het is aartsmoeilijk om vertaald te geraken zonder agent. De enige in Vlaanderen die dat op eigen houtje kan en nog steeds doet is mijn goeie vriend Bob Van Laerhoven die een handvol cross-over-thrillers niet alleen heeft kunnen laten vertalen, maar ook de ene prijs na de andere wegkaapt in het buitenland, terwijl men hem in het binnenland niet eens ziet staan. Bij deze: chapeau, Bob!
 
OOTW: Laat ons nog even terugkeren naar de genres waarin je schrijft. Heb je een voorkeur? Is er een genre dat jou ‘het makkelijkst’ afgaat bij het schrijven? En is er een genre dat je in de toekomst voor het eerst zou willen uitproberen?
Bavo: Ik denk niet echt in genres, nooit gedaan. Ik vertrek meestal vanuit een idee, een pitch, een wat-als-vraag en een personage. Meestal mondt dat dan uit in een licht humoristische aanpak over een eenzaat die zich in een vreemde, surrealistische of absurde wereld bevindt (de onze?) en voor een probleem komt te staan en daardoor zichzelf leert kennen. Ik maak eigenlijk liever geen onderscheid en vind vele zogenaamde genreschrijvers veel beter dan al die zogezegde ‘literaire’ schoonschrijvers in dit arm Vlaanderen, maar ook omgekeerd is dat het geval. Het gaat hem voor mij vooral over een eigen stem, een eigen toon en timbre.
 
OOTW: In welke mate voel jij je betrokken bij de Nederlandstalige SF/F/H-scène? Heb je contact met auteurs in deze genres? Volg je wat er uitkomt in de SF/F/H ‘bij ons’?
Bavo: Ik vrees dat ik op zich al niet veel buitenkom. Ik ben een hermit, een dwangmatige schrijver die liever schrijft dan onder de mensen komt. Mij zie je nooit op voorstellingen, recepties en dergelijke. Ik geef wel veel lezingen en ga af en toe signeren, maar ik vrees dat ik weinig kennissen heb in de SF-wereld. Ik bewaar nog steeds heel veel goeie herinneringen aan Eddy C. Bertin die enkele verhalen van me op Cerberus had gezet en die sommige boeken van mijn hand gerecenseerd heeft. Ik ben ook enkele keren bij hem op bezoek gegaan en samen op lezingentournee gegaan. Daar zou ik ook een boek kunnen over schrijven. Ik ben ook nog naar zijn begrafenis gegaan waar ik vele andere SF-schrijvers zag zoals Frank Roger. Allemaal heel sympathieke mensen, maar de eenzaat in me heeft zich daarna weer teruggetrokken in zijn donker hol.
 
OOTW: Heb je tegenwoordig zelf nog tijd om te lezen? Welke genres lees je het liefst? Welk boek raakte jou de laatste tijd het meest? En hoe ontspan je je naast het schrijven? Of is net schrijven voor jou de ideale manier om je te ontspannen, om je goed in je vel te voelen?
Bavo: Ik lees nu meer dan ooit, vooral omdat er na dat magische getal 100 niets nog moet, maar alles wat nog komt mooi is meegenomen. Vroeger kon ik nooit lezen overdag vanwege het immense schuldgevoel dat ik niet aan het werk was of schreef. Maar vandaag trek ik me daar steeds minder van aan.
Het is eerlijk gezegd heel erg lang geleden dat ik nog een thriller of andere vormen van fictie heb gelezen. Sinds ‘Sr.’ heb ik me op de autobiografische documenten gestort en meer bepaald die prachtige Privé-Domeinreeks die de Arbeiderspers al decennia lang publiceert. Ik heb al een kleine verzameling van meer dan 160 stuks en voor een keer probeer ik al die boeken ook daadwerkelijk te lezen, omdat ze allemaal zo divers zijn. Het zijn dagboeken, herinneringen en brieven van bekende (maar ook soms onbekende) schrijvers, echt te veel om op te noemen. Veel Franse, Duitse, Engelse en Spaanstalige auteurs ook, en niet zo veel Angelsaksische. Ik geraak er gewoonweg niet op uitgekeken. Je hoort de directe stem van die mensen in je oor.
Lezen is zeker een vorm van ontspanning, maar schrijven is dat des te meer. Sterker: als dwangmatig schrijver voel ik me fysisch slecht na drie dagen niet te hebben geschreven. En veel uren achter de laptop hoeft dat echt niet te zijn: twee tot drie uur in de ochtend schrijven en mijn dag kan niet meer stuk. Ik ben ook al jaren begonnen met pen te schrijven in een notitieboekje: gedachten ordenen, een vorm van mediteren. In die zin zijn de ‘Meditaties’ van Marcus Aurelius een hele hulp geweest. Het boek kampeert permanent op mijn nachtkastje, net als het werk van Seneca, die andere stoïcijn.
Ik probeer de laatste jaren steeds meer te ontspannen, te onthaasten, te bezinnen en te mediteren. Soms door echt te mediteren, soms door hier op mijn piano wat jazzdeuntjes bij elkaar te improviseren, soms door mooie avondwandelingen te maken door het centrum van Gent, soms door te sporten (lopen, fietsen en nog steeds af en toe wat tennissen). Maar pas de laatste jaren lopen al die manieren om te mediteren een beetje door elkaar en probeer ik een omgeving voor mezelf te creëren zonder stress, spanningen of verwachtingen. Meer in het moment, zou een life coach zeker stellen.
 
OOTW: Waaraan schrijf je op dit moment? En wat breng je in 2024 uit?
Bavo: Momenteel leg ik de laatste hand aan het 8ste deel van mijn memoires. Die maken deel uit van een heel speciaal project dat me na aan het hart ligt. Na Sr. in 2018 ben ik al vijf jaar lang bezig aan een eigen autobiografische cyclus, getiteld Stil Leven, een Encyclopédie Intime van ondertussen al 22 delen, meer dan 1,5 miljoen woorden, meer dan 5000 pagina’s: dagboeken, jeugdherinneringen, memoires, brieven, een dromenboek, een medisch dossier en vele andere egodocumenten die me hebben geholpen om mezelf te onderzoeken en me onder de literaire loep te leggen. Ik vind zelfexpressie heel belangrijk, net als zelfontplooiing, wat daaruit voortvloeit. Velen denken bij egodocumenten vaak aan egoïsten, maar in mijn ogen is er een verschil tussen een egoïst en een egotist. Die laatste is bereid zichzelf tot op het bot te fileren en genadeloos in te hakken op het eigen karakter, met alle mindere kantjes en eigenschappen.
Ik weet niet of deze cyclus ooit zal worden uitgegeven, misschien over vijf jaar wanneer hij af zal zijn, maar dat zal afhangen van een bereidwillige uitgever (die misschien alleen maar een digitale versie zal zien zitten). Ofwel zal ik Stil Leven zelf, net als de Stunt-reeks, op een heel exclusieve oplage laten drukken, wie weet. Het gaat hem mij zelfs niet over het eindresultaat of de publicatie; maar ook hier meer om het proces. De kans bestaat dat ik er over vijf jaar misschien zelfs de fik in steek.
In ieder geval was het een heel verrijkende ervaring om zo terug te blikken op de eerste vijftig jaar van mijn leven. Ik vermoed dat mij geen tweede vijftig jaar gegund zijn, maar dat geeft niks. Er wordt gezegd dat een schrijver het eerste deel van zijn leven leeft en het tweede vult met de herbeleving door dat eerste.
Daarnaast ben ik net klaar met De Spijtoptant, het 2de deel rond de Gentse bodyguard, dat in september 2024 zal verschijnen. Daarvoor verschijnen nog drie andere boeken: de filmeditie van Styx in februari, de komische literaire roman SICK in april (over een gevaarlijke hypochonder die zijn huisarts stalkt) en een scifi-jeugdthriller, Stoppers (over de vraag wat als je in het hoofd kan springen van een moordenaar om zo een moord te verhinderen en de geschiedenis te veranderen). In 2025 komt De Schuldenaar uit (het 3de deel rond de bodyguard) en wellicht nog een andere jeugdroman, De Stem. Daarna ligt de agenda wijd open. Ik zal dan bijna vijfentwintig jaar in het vak zitten. Ik heb altijd gedacht dat ik na de fictie in een eerste fase en de egodocumenten in een tweede fase, een synthese zal vinden daarna in een mogelijke derde en laatste fase: de non-fictie. Maar we zien wel. Eén ding is zeker: ik zal altijd blijven schrijven.